Dichtheidsstelling van Lebesgue

In de maattheorie, een deelgebied van de wiskunde, stelt de dichtsheidsstelling van Lebesgue dat voor iedere lebesgue-meetbare verzameling A {\displaystyle A} de 'dichtheid' van A {\displaystyle A} in bijna elk punt van A {\displaystyle A} gelijk is aan 1. Aangezien van een punt van de rand van A {\displaystyle A} elke omgeving gedeeltelijk in A {\displaystyle A} en gedeeltelijk buiten A {\displaystyle A} ligt, is de dichtheid van A {\displaystyle A} daar kleiner dan 1. De stelling betekent dus intuïtief dat de rand van A {\displaystyle A} kan worden verwaarloosd. De stelling is genoemd naar de Franse wiskundige Henri Lebesgue.

Definitie

Laat λ {\displaystyle \lambda } de lebesgue-maat op de euclidische ruimte R n {\displaystyle \mathbb {R} ^{n}} en A {\displaystyle A} een lebesgue-meetbare deelverzameling van R n {\displaystyle \mathbb {R} ^{n}} zijn. Definieer de 'dichtheid bij benadering' van A {\displaystyle A} in een ε {\displaystyle \varepsilon } -omgeving van een punt x R n {\displaystyle x\in \mathbb {R} ^{n}} als

d ε ( x ) = λ ( A B ε ( x ) ) λ ( B ε ( x ) ) {\displaystyle d_{\varepsilon }(x)={\frac {\lambda (A\cap B_{\varepsilon }(x))}{\lambda (B_{\varepsilon }(x))}}}

waarin B ε {\displaystyle B_{\varepsilon }} de bol aanduidt met straal ε {\displaystyle \varepsilon } en middelpunt x {\displaystyle x} .

Stelling

De dichtheidsstelling van Lebesgue houdt in dat in bijna ieder punt x {\displaystyle x} van een lebesgue-meetbare verzameling A {\displaystyle A} de dichtheid van A {\displaystyle A} :

d ( x ) = lim ε 0 d ε ( x ) {\displaystyle d(x)=\lim _{\varepsilon \to 0}d_{\varepsilon }(x)}

bestaat en gelijk is aan 1.

Met andere woorden: voor elke lebesgue-meetbare verzameling A {\displaystyle A} is de dichtheid van A {\displaystyle A} bijna overal in R n {\displaystyle \mathbb {R} ^{n}} gelijk aan 0 of 1. Wel is het zo dat als λ ( A ) > 0 {\displaystyle \lambda (A)>0} en λ ( R n A ) > 0 {\displaystyle \lambda (\mathbb {R} ^{n}\setminus A)>0} , er altijd punten van R n {\displaystyle \mathbb {R} ^{n}} zijn waarin de dichtheid van A {\displaystyle A} noch 0, noch 1 is.

Gegeven een vierkant in het vlak is de dichtheid van elk punt binnen dit vierkant bijvoorbeeld gelijk aan 1, op de randen is de dichtheid gelijk aan 1/2, en in de hoekpunten is de dichtheid gelijk aan 1/4. Er zijn dus punten in het vlak waar de dichtheid noch 0, noch 1 is, maar hun aantal kan worden verwaarloosd.

Literatuur